Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen zeiden zij de een tot den ander: [24]Voorwaar, wij zijn schuldig aan onzen broeder, wiens benauwdheid der ziele wij zagen, [25]toen hij ons om genade bad; maar wij hoorden niet! daarom komt deze benauwdheid over ons. 24. Anders, immers, evenwel. Alsof zij zeiden, of wij het al zoeken te verbergen, zo gevoelen wij wel dat God onze misdaad nu thuiszoekt. 25. Dat is wel door Mozes niet verhaald, hfdst.37, hfdst.37, maar hier bekennen zij het, dit aldus geschied te zijn.